15.9.08

Zomaar een passage

't Waren heel, heel kleine mensjes
En ze woonden - vreselijk lot;
Want ze hadden heel geen huisje -
In een oude, keulse pot.

Voor de zon en voor de regen
- Nooddruft had hen dat geleerd -
Hadden zij de stenen pot, met
De opening naar de grond gekeerd.

Toen een gat er in geslagen
Klein, maar groot genoeg toch voor
Hun zo kleine dwergenlijfjes
En daar kropen zij dan door.

't Vrouwtje zorgde voor het eten
Maar... dat eten moest er zijn,
't Ventje ging dus dagelijks jagen,
Schoot een haasje of konijn.

Geen opmerkingen: